Boekrecensie: Dialoogrevolutie: De weg naar gedeeld moreel leiderschap (Kessener en van Loon)

Complexe vraagstukken los je alleen op met meervoudig kijken
Recensent: Bert Peene, freelance docent en journalist voor o.a. Managementboek Magazine, het VO-magazine en de nieuwsbrief van de VO-academie
Dat onze samenleving complex geworden is, is geen nieuws. We hebben daar zelfs een woord voor, een acroniem om precies te zijn: VUCA, oftewel volatile, uncertain, complex en ambiguous. Dat we al jaren krampachtig proberen die complexiteit weg te organiseren, is dat evenmin. Die neiging – én hoe het anders kan – leverde al diverse interessante boeken op, zoals Kees Tillema’s ‘Ontgroeven. Heilzame effecten van ruwe behandelingen in organisaties’ uit 2021 en ‘Je bent niet de baas, maar je moet er wel iets mee’ van Marije van den Berg en Nico Groen, ‘De logica van de lappendeken’ van Hans Vermaak en ‘Wederopbouw. Ons vermogen opnieuw te beginnen’ van Leike van Os en Jaap van ’t Hek, die alle drie dit jaar verschenen. ‘Hoe meer we te maken krijgen met complexe maatschappelijke vraagstukken, des te belangrijker is het vermogen van organisaties om met complexiteit om te kunnen gaan,’ schrijven Van Oss en Van ’t Hek.
Dat moet de auteurs van ‘Dialoogrevolutie. De weg naar moreel leiderschap’ uit het hart gegrepen zijn. Ook zij constateren dat de wereld waarin wij leven, steeds ingewikkelder is geworden en dat de manier waarop met die complexiteit wordt omgegaan, ons niet helpt maar eerder mensen van elkaar vervreemdt. Alleen zoeken zij de oplossing niet in het anders organiseren van organisaties, maar in herwaardering van de dialoog. ‘[-] er is meer kans dat de complexe grote en kleine issues waar wij voor staan, worden opgelost als mensen bereid zijn hun overtuigingen, oordelen en ideologieën vanuit een dialogisch perspectief te bekijken en als mensen bereid zijn om met elkaar tot een gedeeld moreel kompas te komen.’ Er is, met andere woorden, een dialoogrevolutie nodig. Daarover gaat hun boek.
De dialoogrevolutie waarover Kessener en Van Loon schrijven is gericht op een fundamentele verandering in de manier waarop we het gesprek met elkaar en onszelf voeren; in ons dagelijks leven, in ons werk en in de samenleving in het algemeen. Als we bereid zijn om ons echt te verplaatsen in het perspectief van de ander en ons denken, voelen en handelen daardoor te laten beïnvloeden, is dat een revolutie, schrijven ze. Dan komen we tot een gedeeld beeld van ‘het goede’, een gedeeld moreel kompas.
Dat klinkt misschien wat dramatisch, maar wie zich al eens verdiept heeft in de werking van ons brein, en dan met name in de werking van biases, weet hoe gemakkelijk dat brein ons denken, voelen en handelen stuurt. Lees daar bijvoorbeeld Mike HoogveIds boek ‘Denk niet aan een krokodil. Hoe jouw brein verandering tegenhoudt en hoe je dit kunt overwinnen’ (2025) maar eens op na. Hij bespreekt daarin liefst negentig biases enhoe die ons haast dagelijks bij de neus nemen. Je verplaatsen in andere mensen en je eigen denkbeelden naar aanleiding daarvan kritisch onder de loep nemen, is hard werken.
Dat komt volgens Kessener en Van Loon onder meer doordat mensen niet één ware zelf hebben, maar in de loop der jaren meerdere zelven of ik-posities ontwikkelen. Die ik-posities vormen een gewoonte voor hoe we ons in een bepaalde context opstellen en op welke manier we daarin handelen. Het daadwerkelijk aannemen van een nieuw denkperspectief om de dialoog aan te gaan met zowel jezelf als je omgeving vereist lef. ‘Je zult moeten durven accepteren dat bepaalde dingen die je gevormd hebben, niet meer van toepassing zijn, waardoor je ook je morele kompas zult moeten herijken,’ aldus Van Loon. ‘Dat is iets wat niet veel leiders zomaar geleerd hebben.’
Maar daaraan willen beide auteurs met hun boek een bijdrage leveren. Ze schrijven niet alleen over het gedeeld moreel kompas en de even eigenschappen van dialogisch leiderschap – zeg maar: de hoofdonderwerpen van hun boek – maar ook over hoe je de passende gespreksvorm bij een bepaald onderwerp kiest, waarom dialoog in de praktijk moeite kost en hoe je op organisatieniveau voorwaarden voor dialoog en een gedeeld moreel kompas kunt organiseren. En, in het laatste hoofdstuk, op grond van welke kwaliteiten je leiders voor complexe opgaven selecteert. Leiders dus die een meervoudige perspectief kunnen ontwikkelen, een dialoog kunnen voeren en samen met anderen een gedeeld beeld van ‘het goede’ kunnen ontwikkelen.
Tot slot nog een paar opmerkingen over ‘moreel leiderschap’. In zijn boek ‘Destructief leiderschap. Theorie en praktijk van leiders in verwaarloosde organisaties’ (2023) gaat Joost Kampen onder meer in op hoe in de managementliteratuur en -praktijk wordt aangekeken tegen leiderschap. Hij maakt daarbij gebruik van metaforen, omdat die zo treffend de heersende cultuur van management en organisatie weerspiegelen zoals die wordt doorgegeven in studies aan hogescholen en universiteiten, in het beroepsonderwijs en in veel commerciële opleidingen en trainingen. ‘Het is de taal die managers zelf spreken als zij het hebben over hun eigen handelen. Daarmee “verraden” ze hoe ze zelf het liefst willen worden gezien,’ schrijft hij. De meeste metaforen weerspiegelen een romantische kijk op leiderschap, ‘die vaak contrasteert met de geleefde werkelijkheid.’ Kampen noemt in dit verband ook moreel leiderschap. Waarvan akte!
Wat ik maar wil zeggen, is dat het boek van Kessener en Van Loon gemakkelijk leiders (in het onderwijs) verleidt tot het soort zelfbedrog dat Joost Kampen adresseert. Bovendien, als leider ook geen moreel leider zijn? Aan de andere kant moeten we deze auteurs geen intenties toeschrijven die zij niet hebben, want feitelijk is in hun ogen iedere medewerker een moreel leider: naar zichzelf en richting collega’s. ‘Dialoogrevolutie’ is dus een boek voor iedere professional.
Recensent: Carin Gabriels, afdelingsleider Pieter Zeeman Lyceum, Zierikzee
Dit boek geeft inzicht in de verschillende type gesprekken/dialogen die mogelijk cq wenselijk zijn bij de verschillende doelen waarvoor een gesprek aangegaan wordt met een team. (Te) vaak wordt hetzelfde type gesprek gevoerd of het nu gaat om instructie of een strategische verkenning. Het zich bewust zijn hiervan en het vervolgens kiezen voor het passende gesprek/dialoog, leidt ertoe dat ook de randvoorwaarden om dit samen te kunnen voeren, verschillend zijn.
Een van de voorwaarden bij het voeren van het gesprek/dialoog voor de gesprekleider/leidinggevende is dat men zich bewust is van zijn eigen ik-perspectief van waaruit men praat en handelt en bereid moet zijn dit ik-perspectief te verschuiven. Pas dan ben je ook in staat de ander echt te horen en inzicht te krijgen. Het is lastig, zodra je geraakt wordt in je morele kompas tijdens een gesprek, dat het overidentificeren met deze ik-positie bijna als vanzelf gaat en er geen ruimte meer is tot het zich inleven in de ander.
Het boek wijst uitdrukkelijk op aandacht voor het gedeelde morele kompas dat altijd onderdeel moet zijn voor het samen werken aan het grotere doel van de school. Vaak is dit onderdeel een ondergeschoven kindje binnen alle kaders waarover gesproken wordt, terwijl hier vaak het punt zit waarom afgesproken zaken niet gebeuren.
Ik vind dit boek persoonlijk een verrijking. Het heeft me, naast inzichten voor persoonlijke bewustwording, ook meer inzicht en handvatten gegeven in de mogelijkheden van het type gesprek/dialoog en het belang meer oog te hebben voor het morele belang van waaruit we de dingen doen.