Boekrecensie: Wederopbouw: Ons vermogen opnieuw te beginnen (van Os en van 't Hek)

Pleidooi voor een fundamentele herbezinning op hoe we organiseren
Recensent: Bert Peene, freelance docent en journalist voor o.a. Managementboek Magazine, het VO-magazine en de nieuwsbrief van de VO-academie
Dat het onderwijs worstelt met hardnekkige problemen, behoeft hier geen betoog. Een ‘rondje langs de velden’ levert dan ook een verontrustend lijstje op. Zo blijkt het op schoolniveau vaak te ontbreken aan systematisch zicht op de kwaliteit van het onderwijs en de effectiviteit van de extra ondersteuning die wordt geboden. Maar hoe belangrijk ook, dat is niet het grootste probleem: met stip op één staat een schrijnend tekort aan leraren en schoolleiders, een probleem dat bij een deel van de scholen ernstige gevolgen heeft voor de kwaliteit van het onderwijs. Recent onderzoek van de inspectie wees uit dat die op maar liefst twintig procent van de onderzochte scholen onvoldoende was. Ietwat populistisch geformuleerd: één op de vijf leerlingen krijgt niet het onderwijs dat hij (of zij) nodig heeft.
De vraag hoe dit probleem het hoofd te bieden heeft inmiddels geleid tot een flink aantal beleidsdocumenten, waarin suggesties worden gedaan die uiteenlopen van onderwijsprofessionals voorrang te geven op de woningmarkt en het beperken van administratieve verplichtingen tot regionale samenwerking en strategisch hrm, zoals de VO-raad voorstelt.
Leike van Oss en Jaap van ’t Hek zijn een andere mening toegedaan. In hun nieuwste boek, ‘Wederopbouw’, schrijven ze dat we ook naar het fenomeen organisatie zelf moeten kijken als we vitaal willen blijven te midden van de grote vraagstukken van deze tijd. En dat is de krapte op de onderwijsarbeidsmarkt toch zeker. Organisaties – hun boek gaat vooral over publieke organisaties – zijn doelgericht georganiseerd en hebben een gelegitimeerd leiderschap; dat maakt ze relatief overzichtelijk in een samenleving die heftig in beweging is, schrijven ze. Het maakt ze tot potentiële startpunten voor anders werken en anders met elkaar omgaan. Maar diezelfde organisaties zijn fundamenteel uit het lood, waardoor ze niet in staat zijn om de vernieuwing die nodig is, echt te ondersteunen. Sterker nog: het lijkt er volgens beide auteurs op dat we blind geworden zijn voor de eenzijdigheid van de huidige grondslagen voor organiseren, waardoor we blijven doorbouwen op een fundament dat misschien wel meer bijdraagt aan de problemen van deze tijd dan aan de oplossingen. De hiervoor genoemde suggesties en oplossingsrichtingen zijn goed bedoelde pogingen om onderwijsorganisaties passend te maken bij de opgaven van onze tijd, maar vaak zijn die aanpassingen te oppervlakkig. We moeten, aldus Van Oss en Van ’t Hek, naar de fundamenten van organiseren.
Daarom hebben zij hun boek ‘Wederopbouw’ genoemd: ‘we hebben aan die fundamenten iets te doen.’ Ze beschrijven hoe vijf belangrijke fundamenten van organiseren uit het lood zijn geraakt: de organisatie beschouwen als een lerend en levend ding, het vermogen om maakbaarheid en complexiteit in samenhang te kunnen hanteren, aandacht voor de verschillende dimensies van tijd, moraliteit en gemeenschapskracht ontwikkelen. Ieder fundament bestaat uit een dynamisch evenwicht van twee aspecten: een stabiliserend en een dynamiserend aspect, die elkaar aanvullen en in balans houden. Als de samenhang daartussen verdwijnt, raakt een van de twee aspecten uit het zicht ten faveure van het andere aspect. Als we bijvoorbeeld heel gedetailleerd en instrumenteel organiseren, zal het oplossend vermogen van professionals worden gesmoord. Maar dat betekent niet dat we afscheid kunnen nemen van de ‘papieren werkelijkheid’ of ‘blauwe bende’ (Maaike Thiecke, 2025); integendeel. Als die professionals niet ondersteund worden met goed werkende instrumenten – daaronder kun je ook duidelijke afspraken, richtlijnen en protocollen verstaan – zwabbert de organisatie alle kanten op.
Van Oss en Van ’t Hek stellen in hun boek dat met name het stabiliserende aspect dominant geworden is en het dynamiserende geïsoleerd en geërodeerd is geraakt. Daardoor loopt op meerdere publieke terreinen onze manier van organiseren vast. Zij noemen daarbij ook het onderwijs, dat steeds meer leerlingen aflevert met een beperkte taalvaardigheid en in internationaal vergelijkend onderzoek ‘van de top naar het putje’ duikelt. ‘We kunnen niet anders constateren dan dat veel publieke organisaties schrijnend schrale verschijnselen geworden zijn. Ons publieke bestel wordt verarmd door bezuinigingen, ombuigingen, taakstellingen en “meer doen met minder”.’
Een van de gevolgen hiervan is het verdwijnen van resonantie uit de samenleving. Resonantie is een begrip dat Van Oss en Van ’t Hek ontlenen aan de Duitse socioloog en politicoloog Hartmut Rosa en dat verwijst naar de ervaring die je hebt als jouw relatie met (een stukje van) de wereld – zeg: je onderwijsbaan – betekenisvol is. Rosa spreekt van een antwoordrelatie; er moet sprake zijn van wederzijdse beïnvloeding.
Het woord ‘resonantie’ zelf kom je in de literatuur niet vaak tegen, maar je vindt het wel terug in het zoeken naar authenticiteit, de menselijke maat, verbinding, jezelf kunnen zijn en passie in je werk. Allemaal verwoordingen die aangeven dat mensen op zoek zijn naar iets wat meer is dan je alleen taakgericht verhouden tot je werk, aldus Van Oss en Van ’t Hek. En dat zijn de dingen die vooral jongere (onderwijs)professionals belangrijk vinden.
‘Wederopbouw’ is geen gemakkelijk boek. Het beschrijft een zoektocht naar perspectieven die helpend zijn in deze tijd. Dat perspectief wordt gevonden in de vijf fundamenten die juist in deze tijd van belang zijn. Die fundamenten worden uitgebreid beschreven, maar wie een antwoord verwacht op de vraag hoe ze vorm te geven in de praktijk, komt bedrogen uit. ‘Eerlijk gezegd hoopten wij deze vraag een beetje voor te zijn door de laatste hoofdstukken van ons boek’, vertelde Leike van Oss in het interview dat ik met haar en Jaap van ’t Hek had voor Managementboek Magazine. ‘We doen daarin juist een poging om perspectieven te bieden voor een juiste omgang met de vraagstukken van deze tijd. Wij denken dat wij de lezer met die perspectieven helpen naar zijn eigen toekomst te kijken. Wij geloven niet dat je aan het eind van een boek over zo’n complex vraagstuk lijstjes moet maken met: als je zo doet, komt alles goed. We zouden in de paradox van het instrumentalisme schieten als we dat wel zouden doen.’
Recensent: Wouter Vellema, hoofd bedrijfsvoering en controller bij het Schoonhovens College
Een hoopvol boek, dat zwaar aanzet met grote thema’s, die passen op iedere bestuurstafel, op iedere RvT-tafel. Terug naar een heroriëntatie op moraliteit, zonder moraliserend over te komen.
De auteurs zijn geslaagd om een zeer lezenswaardig boek te schrijven dat fors start met een nauwkeurige definiëring van maatschappelijke systeemproblemen. Problemen die mede de oorzaak zijn voor grote crisissen zoals stikstof, huisvesting en immigratie. Voorbeelden als duiding van waar disrupties in de samenleving ontstaan. Het is echter in basis een hoopvol boek. Pas wanneer bekend is waar systemen niet functioneren, waar het probleem achter het probleem zit, kan diepgaand gezocht worden naar de oplossing.
Elke zin is raak, puntig geformuleerd en het zet aan tot reflectie.
De auteurs zijn beiden organisatieadviseurs in de publieke sector die zich hard maken om bestaande systemen tegen het licht te houden, wat doet denken aan de stijl van Jan Rotmans en Rutger Bregmans.
Er is diepgaand theoretisch onderzoek gedaan, wat passend toegevoegd is in de betreffende hoofdstukken. Een aantal hoofdstukken wordt afgesloten met een praktische casus, die voldoende de problematiek schetst. Typerende verhalen uit de jeugdzorg, het stadsdeel Amsterdam, de sociale werkplaatsvoorziening, waarin de huidige knelpunten in relatie tot waartoe de organisatie eigenlijk op aarde is.
Je kunt je eigen macht best ontkennen, het invloed noemen of een ander eufemisme gebruiken, maar dat ontslaat je niet van de verantwoordelijkheid je eigen bijdrage aan de effecten op anderen, bedoeld en onbedoeld, kritisch te bezien.
Het boek bevat pareltjes, zoals de introductie van de term de echokamer (van de socioloog Hartmut Rosa), waarin het voelt alsof je betekenisvol verbonden bent met de wereld om je heen, waarbij je feitelijk in een comfortabele feel-good bubbel zit. Een paradigma. Je komt niet zozeer in een echokamer omdat je de verkeerde dingen doet, maar vooral omdat de context waarin je dat doet ertoe leidt dat je langs het echte vraagstuk scheert: de fundamenten van de huidige manier van organiseren. Is onze kritische reflectie effectief of komt men toch in de echokamer terecht?
Een ander belangrijk item is de visie op de resonantie. Het moment waarop je betekenisvol bent door wederkerige beïnvloeding. In relatie met anderen of andere organisaties ontstaat een positieve resonantie. Een effect dat de afgelopen jaren meer op de achtergrond is gekomen.
Het boek is een appèl op een nieuw moreel bewustzijn, gericht op gemeenschapszin, waarin de resonantie tussen personen of organisatie weer merkbaar is. Van vervreemding naar conformisme.
Wederopbouw vraagt veel van de organisatieprofessional, het vraagt moed om de inhoudelijke complexiteit van de organisatie in zijn omgeving te willen zien, het vraagt om kwetsbaar te durven zijn, risico’s nemen en haar verbinden aan de vraagstukken waaraan je werkt.
Recensent: Melle de Vries, bestuurder GSR (Rotterdam en Rijswijk)
Soms lopen we vast in onze organisatie, het lijkt wel of het niet meer goed komt. Is onze manier van werken nog wel passend bij de uitdagingen die in deze tijd op ons afkomen? Hoe kunnen we onze organisaties zo inrichten dat we goed kunnen omgaan met de actuele dynamiek? Het boek is gericht op de publieke sector, maar laat zich ook goed lezen in de context van het onderwijs met zijn verstarde patronen en administratieve druk.
De hoofdboodschap is dat er in feite meer balans moet komen in organisaties. Minder gefocust op systemen, meer adaptief inspringen op wat zich aandient. Minder uitgaan van maakbaarheid, meer toelaten van complexiteit. Meer aandacht voor “waarden” en het “juiste moment” in plaats van het volgen van een strakke planning. En vooral meer nadruk op het denken vanuit het collectief in plaats van het individu.
Natuurlijk zijn we ook in het onderwijs gehouden aan regels en structuren, planningen en roosters, en afspraken over deugdelijkheid en kwaliteit en de verantwoording daarover. Maar zijn we ook in het onderwijs niet te ver doorgeschoten met maakbaarheid en met focus op het individu met zijn rechten? Het prettig leesbare boek houdt hierin een goede spiegel voor.
Graag geef ik nog een citaat uit een interview uit het boek door: “Waar het je lukt gemeenschappen te vormen, zijn heel veel problemen goed oplosbaar.”
Recensent: Kristin Renooij-Stroes, directeur VSO de Stormvogel in Hoorn
Rapportcijfer: 6.5
Als schoolleider lees ik graag managementboeken met praktische handvaten voor mijn schoolpraktijk. Pas bij het lezen van hoofdstuk 8 van het boek ‘Wederopbouw. Ons vermogen opnieuw te beginnen’ van Leike van Oss en Jaap van 't Hek, begreep ik waarom het boek niet aansloot bij mijn behoefte. Daarin wordt aangegeven wat het verschil is tussen een ingewikkeld en een complex probleem. Vrijwel alle problemen in de dagelijkse praktijk van de schoolleider, vallen in de categorie ‘ingewikkeld probleem’; een probleem waarbij er veel actoren en factoren zijn die een rol spelen, maar waarbij de spelers bekend zijn, het vraagstuk te vereenvoudigen is en de beïnvloeding ervan te overzien en te analyseren is.
Dit boek gaat echter over complexe problemen, waarbij veelvuldig het klimaatprobleem wordt aangehaald. Casuïstiek maakte voor mij het boek iets meer de moeite waard om te lezen. Fijn dat het laatste hoofdstuk met de titel ‘Wat moet je met dit boek?’ precies voldoet aan mijn ongemak. En dan valt toch bij mij het kwartje: er sluimert niet een probleem binnen mijn organisatie, maar erbuiten. Een complex probleem waar ik inderdaad niet het gehele speelveld overzie, de actoren niet bekend zijn en de factoren ongewis. Dan is het toch wel weer interessant om de theorie uit dit boek te gebruiken om dáár juist vat op te krijgen.
