Vraag en antwoord over de nieuwe lidmaatschapseis rond belangenverstrengeling
Per 25 juni 2025 is de nieuwe Governancecode Funderend Onderwijs van kracht. In hoofdstuk 5 zijn de lidmaatschapseisen van de VO-raad opgenomen. Een van de wijzigingen betreft de toevoeging van een eis rondom belangenverstrengeling en integriteit. De aanleiding voor deze aanpassing is een uitzending van Nieuwsuur (juli 2024) waarin - de schijn van - belangenverstrengeling bij bestuurders en toezichthouders in het funderend onderwijs aan bod kwam.
De VO-raad merkt dat de nieuwe lidmaatschapseis rondom belangenverstrengeling leidt tot aanvullende vragen over de interpretatie van de tekst en specifieke praktijksituaties. Hieronder beantwoorden we een aantal veelgestelde vragen die hierover bij de VO-raad zijn binnengekomen.
Wat is de aanleiding voor deze nieuwe lidmaatschapseis?
Onderdeel van de Nieuwsuur-uitzending is een item waarin - de schijn van - belangenverstrengeling van bestuurders in het funderend onderwijs centraal staat. Uit onderzoek van NOS en Nieuwsuur blijkt dat in een aantal casussen schoolbestuurders of bestuurders van samenwerkingsverbanden betrokken zijn bij onderwijsadviesbureaus. Dit kan leiden tot - de schijn van - belangenverstrengeling. De VO-raad acht dit onwenselijk, omdat het risico bestaat dat kennis en contacten uit de bestuursfunctie worden ingezet voor andere doeleinden, waarbij de belangen van de onderwijsorganisatie en diens maatschappelijke context niet voorop staan. Voorkomen moet worden dat persoonlijke of zakelijke belangen invloed hebben op de besluitvorming of het handelen van het desbetreffende bestuur dan wel intern toezicht. Daarom heeft de VO-raad besloten de Code Goed Onderwijsbestuur VO op dit punt aan te scherpen en dit geagendeerd in de ALV van december 2024.
Wat houdt de nieuwe lidmaatschapseis in?
Lidmaatschapseis 4:
De combinatie van bestuurs- of intern toezichtsfuncties met belangen in en/of een functie bij onderwijsadviesbureaus (inclusief zelfstandige ondernemingen die actief onderwijsadviesdiensten verlenen) die voor de onderwijssector vo werken is niet toegestaan. Dit houdt ook in dat een bestuurder of toezichthouder niet (tijdelijk) werkzaam kan zijn bij of belangen kan hebben in een onderwijsadviesbureau dat voor de eigen onderwijssector werkt. De onderwijsorganisatie legt dit vast in de eigen integriteitscode. In crisissituaties is de combinatie van de functies voor een beperkte periode van zes maanden mogelijk.
Voetnoot: Q.q. functies, zijnde functies die vanuit de (hoofd)functie van bestuurder worden vervuld, zijn uitgesloten
Wat wordt verstaan onder een onderwijsadviesbureau?
In de begrippenlijst is het begrip onderwijsadviesbureau als volgt beschreven: ‘Een organisatie of eenmanszaak die onderwijskundig advies en/of begeleiding levert voor scholen en/of besturen in het onderwijs. Daaronder wordt verstaan advies dat - en/of begeleiding die - leidt tot verbetering cq. professionalisering op het terrein van onderwijsprocessen, leerresultaten en pedagogisch handelen. Adviesbureaus met andersoortige expertise die voor het funderend onderwijs werken vallen hier niet onder. Een onderwijsadviesbureau dat op grond van wet- en regelgeving is opgericht of aangewezen is voor het verrichten van adviserende diensten, valt voor die activiteiten niet onder de werking van deze code.’
Het gaat specifiek om een onderwijsadviesbureau dat in het voortgezet onderwijs actief is. Er is geen exacte lijst van organisaties die worden beschouwd als onderwijsadviesbureau.
Geldt de eis ook in een interim-situatie?
Ja, maar alleen in crisissituaties en voor een maximale duur van zes maanden.
Hoe zit het met q.q.-functies?
Functies die ambtshalve worden vervuld door bestuurders (q.q.-functies) vallen buiten de reikwijdte van deze lidmaatschapseis. Deze functies zijn verbonden aan de organisatie, niet aan de persoon. Bij vertrek uit de organisatie wordt de functie niet langer uitgevoerd door de desbetreffende persoon maar door diens opvolger (of een ander bestuurslid).
Wat betekent ‘de eigen onderwijssector’?
Hiermee wordt het voortgezet onderwijs bedoeld.
Hoe ga ik het gesprek hierover aan?
De VO-raad adviseert om het gesprek aan te gaan met het intern toezicht over integriteit en belangenverstrengeling. Gebruik hierbij de ALV-stukken en verwijs eventueel naar de casuïstiek uit de Nieuwsuur-uitzending. Dit vormt een belangrijke aanleiding voor aanscherping van de code op dit punt. De integriteitscode kan worden aangepast in lijn met de nieuwe lidmaatschapseis.
Wat als een lid van de RvT werkzaam is bij een onderwijsadviesbureau?
De situatie moet per 25 juni 2025 op orde zijn. Zittingstermijnen kunnen niet worden afgemaakt als er sprake is van - de schijn van -belangenverstrengeling.
Moet een functionaris vertrekken of kan hij/zij de conflicterende functie beëindigen?
Beide opties zijn mogelijk. De functionaris kan vertrekken of de conflicterende werkzaamheden beëindigen.
Is het voldoende om de situatie intern te bespreken en te verantwoorden?
Nee. De nieuwe lidmaatschapseis moet worden nageleefd. Daarnaast schrijft de huidige code al voor dat nevenfuncties die tot belangenverstrengeling kunnen leiden besproken en vastgelegd moeten worden.
Wat gebeurt er als een lid niet voldoet aan de lidmaatschapseisen?
Leden van de VO-raad zijn verplicht om te voldoen aan de lidmaatschapseisen zoals vastgelegd in de Governancecode Funderend Onderwijs. Dit is verankerd in artikel 8, lid 2 en artikel 26 van de statuten van de vereniging.
Wanneer een lid vermoedt dat een ander lid de lidmaatschapseisen niet naleeft, kan hiervan melding worden gemaakt bij de onafhankelijke Governancecommissie VO. Deze commissie beoordeelt de situatie aan de hand van een interventieladder en brengt vervolgens een advies uit aan het bestuur van de VO-raad. Indien blijkt dat een lid structureel niet voldoet aan de eisen, kan op basis van dit advies het lidmaatschap worden beëindigd.
De VO-raad beschikt daarnaast over een Commissie Code Goed Onderwijsbestuur: codegoedbestuur@vo-raad.nl. Deze commissie stimuleert de toepassing van de principes uit de code en kan individuele leden aanspreken op de naleving ervan. Indien nodig kan zij een casus doorgeleiden naar de Governancecommissie VO voor verdere beoordeling.