Op welke manieren is de vo-sector bezig met evidence-informed werken? KBA Nijmegen/ResearchNed heeft hier in opdracht van de VO-raad onderzoek naar gedaan in de vorm van casestudies binnen twee scholen, een schoolbestuur en een auctoraat. De geleerde lessen en succesfactoren zijn in het onderzoeksrapport uitgewerkt naar tips voor andere scholen en besturen.
In de vier cases zien we verschillende manieren van evidence-informed werken, zoals via een auctoraat, professionele leergemeenschappen, samen leren middagen, broedplaatsen en het 'Zicht op Onderwijs-model'. Hierin komen steeds verschillende bestanddelen van evidence-informed werken terug: het gebruikmaken van wetenschappelijke kennis en praktijkkennis, zelf praktijkonderzoek doen, data van de eigen school benutten en de context van de school en de eigen kennis en ervaring meenemen. Belangrijk kenmerk van de onderzochte aanpakken is dat evidence-informed werken geen doel op zich is. Het is voor alle onderzochte scholen een middel om te werken aan verbetering van de kwaliteit van het onderwijs.
Inzichten en tips
In alle vier de cases is gebleken hoe belangrijk het creëren van een lerende cultuur is - het zijn van een lerende school -, waarbij geëxperimenteerd kan worden en fouten gemaakt mogen worden.
In alle cases wordt geconstateerd dat evidence-informed werken bijdraagt aan de professionalisering van docenten, alsook aan werkplezier en professionele autonomie.
Geconcludeerd wordt dat het betrekken van expertise van buiten, het voortdurend bijsturen van een interventie en het onderling delen van opgedane ervaringen, kunnen bijdragen aan duurzame schoolontwikkeling.
In het onderzoek komt daarnaast naar voren dat de inrichting van de organisatie moet passen bij het evidence-informed werken en het leren van medewerkers. Het is goed om na te denken over wat voor soort sturing en leiderschap past bij het inzetten van evidence-informed werkwijzen en wat hierin nodig is. De voorbeelden laten zien dat er niet één soort leiderschap of sturing voor één bepaalde school is, maar dat dit gedurende het ontwikkelproces kan verschuiven. Een nieuwe fase in een ontwikkeling kan dus om een andere vorm van leiderschap of sturing vragen.
Een ander breed gedeeld inzicht is om vormen van evidence-informed werken te laten aansluiten bij bestaande werkwijzen en onderdeel van bestaande routines te maken. Er is tijd nodig om mensen vertrouwd te laten raken met deze manier van werken.
Klein beginnen met ontwikkelen en van daaruit groeien wordt over het algemeen ervaren als de meest geschikte werkwijze om evidence-informed werken te versterken. Het geeft ruimte om te leren en bij te stellen, ambassadeurs te laten ontstaan en op basis van eerste resultaten en ervaringen te laten zien wat de meerwaarde is.
Kennisdeling tussen collega's blijkt tenslotte een belangrijk element om evidence-informed werken succesvol te maken. In de cases stelt dit de scholen echter soms nog voor uitdagingen; er lijkt nog geen pasklaar antwoord te zijn hoe je dit het beste aan kunt pakken. Niettemin worden in het rapport wel werkwijzen genoemd die bijdragen aan een bredere kennisdeling.
Wat wordt in de casestudies verstaan onder evidence-informed werken?
De verschillende bestanddelen van evidence-informed werken komen in alle casestudies terug: het gebruik maken van wetenschappelijke kennis, praktijkkennis, praktijkonderzoek, data van de eigen school, de context van de school en de eigen kennis en ervaring. Bij alle vier de cases zijn er eigen woorden en begrippen die worden gebruikt om de wijze te beschrijven waarop zij evidence-informed werken. Soms wordt de term ‘evidence-informed’ juist vermeden omdat het te veel de associatie met wetenschappelijk onderzoek zou oproepen. Sommigen gebruiken ook wel weer het woord ‘evidence’ om aan te geven dat zij het gesprek willen voeren op basis van data (van de school), kennis uit onderzoek en praktijkkennis.