Onderwijsraad: Geen rol voor Onderwijsinspectie in Wetsvoorstel toezicht op informeel onderwijs

Beleg toezicht en handhaving op informeel onderwijs in de strafrechtketen en niet in onderwijswetgeving. Opsporingsonderzoek naar strafbare feiten, zoals haat zaaien en discriminatie is géén opdracht voor de Onderwijsinspectie. Dat concludeert de Onderwijsraad in haar advies over het Wetsvoorstel toezicht op informeel onderwijs dat 30 oktober is verschenen.

De Onderwijsraad heeft op verzoek van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het wetsvoorstel beoordeeld op aspecten als uitvoerbaarheid, consistentie met onderwijswetgeving, constitutionele uitgangspunten en fundamentele beginselen van het onderwijsbestel. Het wetsvoorstel is een afspraak uit het voormalig coalitieakkoord en beoogt kinderen en jongeren te beschermen tegen anti-integratief, anti-democratisch en antirechtstatelijk informeel onderwijs.

De Onderwijsraad betoont zich uitermate kritisch en formuleert in haar advies een aantal principiële, juridische en praktische bezwaren tegen het wetsvoorstel. Maatschappelijke vraagstukken als radicalisering en handhaving van de openbare orde horen thuis in het strafrecht en niet in onderwijswetgeving. Handhaving en normstelling behoort tot de domeinen jeugdbescherming en strafrecht.

Ook ageert de raad tegen de ruime definitie van informeel onderwijs in het wetsvoorstel, waardoor er een breed spectrum aan maatschappelijke activiteiten onder het toezichtsregime valt. Verder komt in de optiek van de Onderwijsraad de kerntaak van de Inspectie van het Onderwijs onder druk te staan. De inspectie had zelf hier ook al zorgen over geuit.

De VO-raad deelt de zorgen en bezwaren van de Onderwijsraad over de volle breedte en roept daarom de politiek op niet alleen dit advies van de Raad ter harte te nemen maar ook in algemene zin terughoudend te zijn met nieuwe wetgeving gericht op uitzonderlijke situaties en incidenten.